Handgemaakte wonderen
Architecturale stijlen: Nederlandse kunst

Architecturale stijlen: Nederlandse kunst

Nederlandse kunst is een oorspronkelijke historische kunstsoort. Holland – een staat die in de 17e eeuw werd gevormd in Noordwest-Europa, aan de Noordzeekust, tussen Duitsland en Frankrijk (vanaf 1815 – Nederland; zie de Nederlandse school). In het midden van de zestiende eeuw, in 1556, werden de Nederlanden (“Lage Landen”) door Spanje veroverd; in 1564 begon een opstand tegen de Spaanse overheersing. Onder de voorwaarden van de wapenstilstand van 1610, zullen de zeven noordelijke “Verenigde Provincies” (door de Unie van Utrecht van 1579) onafhankelijk werden, waarbij de grootste van hen Holland werd genoemd.

windmills

Het zuidelijke deel van de Nederlanden bleef onder het Spaanse gezag en kreeg de naam Vlaanderen. Specifieke natuurlijke omstandigheden – de nabijheid van de zee, “de adem van de oceaan” en vruchtbare gronden in de vlakte onder de zeespiegel – vormden een eigen psychologie en levenswijze van de Nederlanders. Om hun land te behoeden voor overstromingen moesten zij dijken bouwen – “polders”, dijken, kanalen en sluizen. De voornaamste bezigheid van de Nederlanders werd, naast de landbouw, de zeevaart en de handel – dit droeg bij tot de breedte van het denken, de dynamiek, de aantrekkingskracht voor het exotische en de lange-afstands omzwervingen. Dankzij de contacten met de landen van het Oosten – China, Japan en India – hebben de Europeanen veel van hun ontdekkingen te danken aan Nederlandse handelaars. In de XVIIe eeuw was Holland het enige land ter wereld waar driekwart van de bevolking in steden woonde en zich bezighield met het vrije handwerk. De bevrijding van het katholicisme en de Spaanse monarchie versterkte het belang van individuele morele waarden – waardigheid, onafhankelijkheid, ijver en creatief initiatief.

In de vrije Nederlandse Republiek was er geen behoefte om paleizen van opvallende grandeur en luxe op te richten, en de protestantse godsdienst stond niet toe dat tempels werden versierd met schilderijen en beeldhouwwerken. Er waren geen rijke klanten, mecenassen van kunst in de persoon van het Koninklijk Hof en de Kerk. Daarom begon de kunst van Holland zich te ontwikkelen buiten de Europese traditie van classicisme en barok, academisme en hofscholen. Architectuur en beeldhouwkunst ontwikkelden zich minder dan in Italië of Frankrijk, maar de kamerschilderkunst trad op de voorgrond, en het waren de Nederlanders die de genres van landelijke, maritieme en stedelijke landschappen, interieurs, stillevens en huiselijke taferelen creëerden. Tegen deze achtergrond vallen de uitzonderingen op, bijvoorbeeld de schilderkunst van de Utrechtse school, die onder invloed stond van het katholicisme. De Nederlanders hadden vooral aandacht voor het inrichten van gezellige wooninterieurs, bescheiden en praktische meubelen en kunstnijverheid.

De kenmerkende stijl van de gebouwen, die zich onderscheidt door bruikbaarheid en decorativiteit tegelijk, kreeg vorm in het uiterlijk van de gebouwen. Stadsontwikkeling op de oevers van de grachten, bijvoorbeeld in Amsterdam, de hoofdstad van Holland, deze architectuur is vergelijkbaar met de Venetiaanse, maar de stijl is anders, het is niet ostentatieve luxe en verlangen naar uiterlijke effecten. Hollandse huizen – meestal smal aan de gevel, sterk uitgebouwd in de diepte van het gebouw. De steile daken zorgen voor hoge frontons op de gevels, getrapt of “halsvormig”, met concave contouren. De torens hebben kegelvormige of bolvormige uiteinden. Protestantse kerken – kirches zijn versierd met hoge torenspitsen en fantasievolle combinaties van een torenspits en een koepel.

De huizen werden opgetrokken uit rode baksteen, terwijl de architectonische elementen – vensterlijsten, vensterbanken, pilasters en deurportalen – werden gemaakt van gips, meestal van hout. Huizen werden gebouwd van rode baksteen, en de orde-elementen – kroonlijsten, vensterbanken, pilasters, deurportalen – werden gemaakt van gips, meestal op een houten, vakwerkconstructie (gips beschermt hout tegen verrotting doordat het vocht absorbeert). Deze techniek volgt gedeeltelijk de techniek van de oude Romeinen. De pleisterdelen werden witgekalkt met kalk, wat de gebouwen hun oorspronkelijke tweekleurigheid, slimheid en feestelijkheid gaf. In Holland waren er, in tegenstelling tot Italië en Frankrijk, geen afzettingen van witte steen, vandaar de afwezigheid van gewelfde elementen, waarvan het ontwerp zich ontwikkelde in steenmetselwerk (hoewel ontstaan uit baksteen). De woningen in de Nederlandse steden dienden tegelijkertijd als commerciële pakhuizen. Zo hebben in Amsterdam de smalle gevels van huizen (soms de breedte van een enkel raam) in de gevel console en haak, waarmee de goederen in zakken of vaten rechtstreeks van het dek van de schuit naar de bovenverdieping werden getild, ter bescherming tegen vocht, of juist opgehangen ter observatie van de klanten.

De levensstijl van ijverige, nette, hardwerkende Nederlanders heeft zijn weerspiegeling gevonden in het interieur van het Nederlandse huis, dat welzijn, bescheidenheid en comfort uitstraalt. De Nederlandse interieurs die zijn afgebeeld op de schilderijen van de “Little Dutch”, de beroemde Jaan Vermeer van Delft (1632-1675) worden gekenmerkt door de eikenhouten lambrisering op de muren, een mozaïekvloer in een groot wit en zwart dambord, De eikenhouten lambrisering op de muren en de mozaïekvloer hebben een groot wit en zwart dambord. Gesneden meubelen, overzeese tapijten, spiegels, koperen “Hollandse kroonluchters” met een grote bol in het midden, zilveren serviesgoed uit Neurenberg en Augsburg, dure glazen bekers uit Venetië, Chinees porselein of Delfts faience. Aan de muren – nautische kaarten en kleine schilderijen in zwart gepolijste houten lijsten. Sinds de Nederlanders hun vrijheid en onafhankelijkheid hadden verworven, begonnen zij de wereld anders te zien en hun dagelijks leven op een zeer huiselijke manier af te beelden. De Nederlandse schilderijen zijn doordrongen van een oprecht, ietwat naïef gevoel, waaruit blijkt dat alles wat de kunstenaar afbeeldt hem persoonlijk toebehoort. In dit filistijnse pragmatisme, in het gevoel van een eigenaar, in deze trots op eigen rijkdom, niet alleen beperkt denken, engheid van belangen, maar vooral in het begin, een opmerkelijk poëtisch karakter van de Nederlandse kunst, de diepte van doordringing in de objectieve wereld, die de schilderkunst tot het voornaamste uitdrukkingsmiddel maakte van de vormende nationale psychologie van de Nederlanders.

Omringende voorwerpen kregen hun plaats op het schilderij niet vanwege een speciale betekenis of symbolische betekenis, maar als zodanig, vanwege hun schoonheid en schilderachtigheid. De Nederlandse schilderkunst wordt niet gekenmerkt door Italiaanse idealisering, Duits expressionisme of Franse elegantie. Gezelligheid en rust van het Hollandse huis, schoonheid van materiaal en kwaliteit van de dingen, weidsheid van een landschap met hoge hemel, gevoel voor licht en lucht, romantiek van de zee – dit zijn de hoofdthema’s van de Hollandse schilderijen. In het algemeen zijn deze schilderijen niet groot, zodat ze gemakkelijk op een muur in een kamer kunnen worden geplaatst. Dergelijke paradoxale “pragmatische romantiek” van schilderijen van “Little Dutch” had verrassende resultaten. Voor ons zijn de creatieve individualiteiten van de Nederlandse schilders, onder wie zich eerste-klas meesters bevonden, niet zo belangrijk als de gemeenschappelijke kenmerken van de stijl, die door herhaling zelfs triviaal worden. Zijn wij evenzeer begaan met de levens- en werkomstandigheden van F. Miris, G. Metsu, J. Porsellis, G. Terborch als met het lot van Leonardo da Vinci, Michelangelo, Rafaël? Schilderijen zijn belangrijker, en niet afzonderlijk, maar samen als een demonstratie van een samenhangende stijl. De uitzondering is één kunstenaar – de briljante en mysterieuze Rembrandt Harmens van Rijn (1606-1669). Dit is de enige kunstenaar die “groot” werd van de “Little Dutch”, niet bij zijn achternaam genoemd zoals de anderen, maar alleen bij zijn voornaam: Rembrandt. Rembrandt werd geboren in Leiden, woonde en werkte vanaf 1631 in Amsterdam, werd beïnvloed door de Caravagi in Utrecht en baroktechnieken, maar vond al snel zijn eigen stijl, gebaseerd op de effecten van licht en schaduw en het samenvallen van gouden en okeren tinten.

Rembrandts werk is moeilijk toe te schrijven aan een bepaalde kunststroming. “Alleen Poussin, maar in een andere stijl, was in staat dezelfde expressiviteit te bereiken in het herscheppen van de eenvoudigste toestanden van het menselijk bestaan en er een duidelijke plastische uitdrukking aan te geven. Rembrandt – de kunstenaar-filosoof, die de magie van licht en schaduw beheerst. Maar sommige van zijn schilderijen lijken overdreven uitvergrote en onvoltooide schetsen. Zo maakt de beroemde “Nachtwacht” in het Amsterdamse Reiksmuseum een vreemde indruk – vlakke gezichten en vereenvoudigde modellering van de figuren (niet zonder reden werd het schilderij door klanten afgekeurd). Met zo’n vergroting komt de onvolmaaktheid van de tekening en de onduidelijkheid van de compositie naar voren. Misschien verdraagt het “kleine genre” van de Nederlandse schilderkunst zulke experimenten niet, zelfs niet met een geniaal penseel? In hetzelfde gebouw in het Rijksmuseum worden de accessoires van een onbekende Nederlandse schilder tentoongesteld: een verfdoos met een opklapbaar deksel, aan de buitenkant beschilderd met grappige taferelen uit het Nederlandse leven; binnenin, in houten kistjes in keurige rijen, staan miniatuurverfpotjes van keramiek – een weerspiegeling van de levensstijl van de Hollandse meester uit de 17e eeuw!