Vanaf de tijd van de Karolingische overheersing begonnen in de historische Nederlanden steden te ontstaan en te worden gebouwd. Tijdens de zogenaamde Karolingische renaissance werden basiliekkerken gebouwd, zoals de Sint-Servaasbasiliek in Maastricht (10e – 16e eeuw), die de oudste nog actieve kerk van Nederland is en een zeldzaam voorbeeld van romaanse stijl; zeldzamer waren centrale kapellen (de kapel van paleis Valkhof in Nijmegen, die waarschijnlijk in de 8e – 9e eeuw werd gebouwd, de huidige vorm is uit de 11e eeuw).
De Romaanse stijl werd ontwikkeld onder invloed van de Rijnstreek, Lombardije en Noord-Frankrijk, die in de 11e en het midden van de 13e eeuw in het laagland heersten. De centra waren de valleien van de Maas – d.w.z. de grensgebieden van het huidige Nederland en België.
In de XIII eeuw werden ook Brabant en kust-Vlaanderen architectonische centra. De decoratie van kerken (naar Frans model) werd gekenmerkt door de symbolische inhoud, de conventionaliteit van de vorm (kapitelen van kerken in Maastricht, rond de eeuwwisseling van de XII-XIII).
Utrechtse Dom (XIII-XVI eeuwen) – de eerste en lange tijd de enige kathedraal in Nederland.
De Sint-Maartenskathedraal in Utrecht is een van de gotische kathedralen van Nederland. Zij werd in 1254 gebouwd als kathedraal van het bisdom Utrecht.
De reformatie nam Utrecht over in 1580, en de kathedraal heeft sindsdien gefunctioneerd als een protestantse kathedraal, behalve tijdens de Franse bezetting in 1672-1673, toen katholieke diensten werden gehouden.
In 1674 werd het centrale gedeelte van de kerk, dat niet af was en niet de nodige duurzaamheid bezat, door een tornado verwoest. Als gevolg daarvan werd de toren gescheiden van het overgebleven deel van de kathedraal. De gevolgen van de verwoesting werden pas in 1826 definitief opgeheven.
Keizer Napoleon verdeelde in 1811 de bezittingen van de kerk en schonk de toren aan de stad.
Er werden stadsmuren met sterke torens en poorten gebouwd, versterkte bruggen, en houten en stenen huizen met smalle gevels, meestal met meerdere (vaker drie) verdiepingen en puntgevels, die vaak nogal kleurrijk versierd waren.
Parsimony en traditionalisme in de planning aan de ene kant, rijke decoratie en uitgebreide versiering aan de andere kant, duidden duidelijk op de combinatie van romaanse en gotische kenmerken. De dominantie in de Nederlandse steden werd echter onvermijdelijk gotisch (Kasteel Ridderzaal, Den Haag, XIII eeuw, en Audekerk, Delft, XIII-XIV eeuw).
De Ridderzaal is een historisch gebouw in Den Haag, Nederland. Het wordt gebruikt voor plechtige toespraken van de vorst ter gelegenheid van de openingszittingen van de Generale Staten, alsmede voor officiële koninklijke ontvangsten en interparlementaire conferenties. Het maakt deel uit van de Binnenhof residentie.
In de Noordelijke Nederlanden, met zijn moerassige gronden en schaarste aan natuursteen, ontwikkelde de zogenaamde “baksteengotiek” zich aanzienlijk; er werden lichte bestratingen ontwikkeld, inclusief houten gewelven (Sint Jakobskerk, Den Haag; Audekerk, Amsterdam).
Tegelijkertijd ontstond in het zuiden van het moderne Nederland – in Brabant een late, “vlammende” gotiek, die meer typisch is voor België, Maar in Nederland wordt het gepresenteerd door enkele exemplaren in Alkmaar, Middelburg (stadhuis van Middelburg, 1452-1520, architecten – familie Keldermans, meer bekend in België), enz. д. In wezen was de vlammende gotiek getuige van het begin van de renaissance in de Nederlandse architectuur.
Het toenmalige Nederlandse grondgebied is nu verdeeld tussen België, Holland (dat de historische naam Nederland behoudt), Luxemburg en Noord-Frankrijk.
Reeds in de 12e eeuw hadden de architectuur en de ingenieurskunst van de Nederlanden aanzienlijke vooruitgang geboekt. De romaanse stijl bleef hier enigszins hangen, waardoor interessante compromisvormen ontstonden met romaanse en gotische kenmerken, die ook kenmerkend waren voor de Duitse gotiek.
De Oostpoort is de enige overgebleven poort van de vroegere stadsmuur (ca. 1400).
Een voorbeeld van dit compromis was de bouw van de kathedraal van Tournes ten zuiden van Brussel. De expressieve kracht van het koor in de kathedraal van Doornik was zo groot dat het een voorbeeld werd voor andere sacrale bouwwerken.
Het belangrijkste bouwwerk uit de gotische periode was de Sint-Goedelekathedraal in de hoofdstad Brussel, gebouwd in 1220 en voltooid in de 15e eeuw. Het model daarvoor was de kathedraal van Reims in Frankrijk. Maar in Nederland was het beeldhouwwerk aan de gevels, dat de kathedralen in Frankrijk zoveel expressiviteit en aantrekkingskracht gaf, niet sterk ontwikkeld. Daarom zijn de gevels van de Sint-Goedelekathedraal meer terughoudend.
Ambitieuze projecten ontstaan niet alleen in de hoofdsteden van de Nederlandse provincies, maar ook in kleine steden als Zierikzee, ten zuiden van Rotterdam. De toren van de kloosterkerk van Sint Leuven was ontworpen om, ondanks het gevormde dak, vijf verdiepingen te hebben, maar alleen de twee grote onderste werden op tijd gebouwd.
Laaggelegen gronden (Nederland) hebben natte, kortlevende bodems. Het was gevaarlijk om hier hoog genoeg kathedralen met stenen gewelven te bouwen, en de kathedralen die gebouwd werden, stortten in door krimp van de structuren en de grond. Dit conditioneerde de bouw van alleen statige torens en lage sacrale gebouwen met houten plafonds, typisch voor vroeg-gotische gebouwen in Italië en vooral in Engeland. Het gebrek aan belangrijke steenafzettingen leidde tot het wijdverbreide gebruik van baksteen, vooral in de noordelijke streken.